Ik ben echt niet zo snel, eigenlijk kan je dat wat ik op zo’n moment aan het doen ben nauwelijks hardlopen noemen. Maar hé, ik beweeg! Ik doe het wel even! Het feit dat ik met mijn iets te zware lijf toch de straat op ga en me niks aan trek van wat anderen wel niet moeten denken als ik daar voorbij kom sjokken en bewegingen maak die hardlopen doen vermoeden maar een tempo dat je eerder aan een of ander log dier doen denken, verdient eigenlijk best wel een klein pluimpje. Er was een tijd dat ik niks aan beweging deed….
En toch, toch moet ik mezelfs soms vermanend toespreken om niet te snel te gaan. Want te snel gaan betekent dat ik die 5 kilometer gewoon niet ga halen. Te snel gaan betekent steken in mijn zij. Te snel gaan betekent dat ik een kleine kilometer bijna juichend trots loop te zijn op mezelf en mijn tempo, maar dat ik vervolgens 4 kilometer kapot loop te gaan. Dus, niet te snel. De straat uit, de hoek om, de doorgaande weg op. En op die doorgaande weg voelde ik het al, dit zou ‘m niet gaan worden. Ik was nog geen 500 meter van huis en toen wilde ik al niet meer. Maar je bent een doorzetter of je bent het niet, dus lopen Son, met je luie reet. En dat is wat ik deed.
Tegenwoordig loop ik op gevoel en heb mijn horloge eigenlijk alleen bij me om mijn hartslag in de gaten te houden, en om achteraf te kunnen zien hoe ik gelopen heb. Om andere trainingen te kunnen vergelijken en te zien of ik vooruitgang boek. Ik hoef niet snel te worden, maar ik vind het wel leuk als ik steeds wat sneller wordt. Na iedere kilometer vertelt de mevrouw in mijn horloge hoe snel ik loop, wat mijn pace is, welke afstand ik gelopen heb en hoe mijn hartslag is. Na de eerste kilometer vertelde ze me dat mijn gevoel wel klopte. Niet vooruit te branden, hartslag aan de hoge kant. Kut! Maar we geven niet op, we gaan gewoon door. Ploeterend, zwetend en vloekend.
Bij kilometer 3 werd me verteld dat mijn hartslag wel heel erg hoog was voor mijn doen (en je hoeft je geen zorgen te maken, ik loop al 6 jaar hard en weet waar ik mee bezig ben) dus ben ik maar een stukje gaan *#!@ wandelen. Als ik ergens een bloedhekel aan heb dan is het aan wandelen omdat het hardlopen niet lukt. Maar als er iets is dat ik het afgelopen jaar geleerd heb, dan is het wel om te luisteren naar mijn lichaam. En dus gaf ik toe en ging een flink stuk wandelen tot mijn hartslag weer wat normaler was.
Maar ja, na een stuk wandelen moest ik mezelf dus nóg een keer die schop onder mijn kont geven. Ik wilde opgeven en de laatste twee kilometer ook gewoon wandelen. Maar ik hou er niet van om op te geven, ik kan mezelf heel goed vermanend toespreken en dat is wat ik dus maar deed. Lopen. Kom op, lopen. Je hebt geen excuus om te blijven wandelen, er is niks aan de hand, lopen. Dus daar ging ik maar weer. En die laatste twee kilometer ging eigenlijk best redelijk. Voor ik het wist ploegde ik langs mijn huis, over de rotonde en hoppa. 5 Kilometer afgerond. Waar ik vroeger meteen naar huis kon moet ik nu echt minstens 500 meter uitlopen om mijn hartslag op een gezonde manier omlaag te brengen en mijn ademhaling weer normaal te krijgen. En dat doe ik dus ook. Nog even langs het huis van een klant, die glimlachend zijn duim opstak omdat ik het weer geflikt had. Voor de deur nog even mijn achillespezen rekken en klaar.